Ik zat onlangs diep weggezakt in mijn fauteuil tussen al het glimmende kerst-kitsch in een aroma van dennengeur en goedkope waxinelichtjes wat weemoedig terug te denken aan mijn nog actieve voetbaltijd bij Willem II. Voor mijn gevoel het stenen tijdperk ver voorbij. Over een echte voetbalcarrière kun je onder ons gezegd amper spreken. Het woord carrière dekt namelijk geenszins de lading en doet méér vermoeden dan dat er in werkelijkheid was.
Persoonlijk liep ik net als de rest van mijn medespelers, één enkeling daargelaten, niet over van techniek en/of voetbalinzicht, maar was me in tegenstelling tot het gros, wél bewust van mijn voetbaltechnische beperkingen. Behalve mijn flitsende snelheid had schrijver dezes bovenal een ongecontroleerde tomeloze inzet. Al na enkele jaren werd ik zogenoemd ‘uit nood geboren’, wat in deze context op verschillende wijze valt uit te leggen, door mijn toenmalige coach van rechtsbuiten omgeschoold tot wat ze in Tilburg ook wel noemen ‘unne kuitebèèter’. Mijn enige opdracht was de directe tegenstander uit te schakelen en indien nodig mijn mede-verdedigers ten koste van alles terzijde te staan. Dat daarbij her en der wel eens ‘n spaandertje viel, was wat we indertijd, ’n bedrijfsrisico noemde.
Er wordt gezegd dat ik in die periode door het veelvuldige opgelopen blessureleed, de twee plaatselijke ziekenhuizen van Tilburg, inclusief hun Raad van Commissarissen in mijn eentje zowat financieel onafhankelijk heb weten te maken. Na weken of soms zelfs maanden van revalidatie trok ik dan medisch hersteld, maar meestal ter ondersteuning en/of bescherming méér dan zwaar ingezwachteld, weer onbevreesd en vooral vrolijk ten strijde op weg naar nieuw onbekend letsel. De zowat permanent hagelwit ingepakte ledematen leverde me uiteindelijk de bijnaam ‘De Mummie’ op!
Terwijl het vroeger bij- of geuzennamen regende in het voetbal, worden er tegenwoordig weinig tot geen meer gegeven. Wie kent ze niet, de namen van ‘De Kromme’, ‘D’n Beitel’, ‘De Naaimachine’, ‘Kerstbomen Co’, of ‘De Snor’ en zo kunnen we nog wel even doorgaan. In het laatste decennium van de vorige eeuw werd het al aanzienlijk minder en sinds de millenniumwisseling kom je ze alleen nog maar mondjesmaat tegen. Hij kan voor de drager zowel een positieve als een negatieve connotatie hebben en ontstaat door een vorm van in jaren opgebouwde alledaagsheid of familiariteit.
De bijnaam heeft meestal weinig tot niets met de aanwezige voetbalkwaliteiten te maken, maar komt veelal voort uit allerlei randzaken. Soms zijn ze zo treffend gevonden en bekken ze zo goed, dat je je zelfs afvraagt wat er het eerste was: de voetballer in kwestie, of de bijnaam? Dat aan dit fenomeen een einde dreigt te komen ligt mijns inziens niet zozeer aan de creativiteit van de hedendaagse Nederlandse voetbalsupporter, maar waarschijnlijk méér aan het grote spelersverloop in de huidige voetballerij met de Eredivisie als doorgangshuis pur sang. Toch jammer want net als de geuzennaam ‘De Tricolores’ kan elke goed gekozen bijnaam een verrijking zijn voor het Nederlandse voetbal.
Sooike
Bericht delen